Booking.com

woensdag 7 april 2021

Winsum het mooiste dorp

Winsum en Obergum hebben een rijke geschiedenis. Deze geschiedenis is te beleven met deze wandeling. Een wandeling met verhalen over de Ossengang, de Ripperdaborg, een religieus bad, de Jeneverbrug, een achtkante bovenkruier en nog veel meer. 

Winkels, scholen, sportvelden, horeca, artsen en een treinstation: je zou haast zeggen dat Winsum een klein stadje is. Dat was ook bijna zo geweest. In de middeleeuwen was tweelingdorp Winsum-Obergum een handelsnederzetting van formaat. In 1057 gaf de Duitse koning Hendrik IV (die toen pas 6 jaar oud was!) toestemming voor een markt met munt- en tolrecht. De stichting van het Dominicanenklooster in 1276 maakte het plaatje compleet. De stad Groningen begon Winsum als een bedreiging te zien. De omslag kwam dan ook toen Groningen in de 15e eeuw de Winsumer stapel- en marktrechten in handen kreeg. Als Winsum dan ook nog wordt platgebrand tijdens de Tachtigjarige Oorlog, gaat het stedelijke karakter helemaal verloren. Vanaf de 19e eeuw kwam er nieuw leven in de brouwerij met onder meer kalkbranderijen, steenbakkerijen en fabrieken, maar officieel een stad worden zat er niet meer in.

 Winsumerdiep

Dit water vormt de grens tussen Winsum en Obergum. Het Winsumerdiep is een overblijfsel van de Delf, die waarschijnlijk al voor het jaar 1000 werd gegraven van Delfzijl naar Winsum. De naam komt van ‘delven’, een ander woord voor ‘graven’. Al eeuwenlang is het Winsumerdiep verbonden met het Reitdiep, de waterweg die de stad Groningen met Zoutkamp en de zee verbond. Het werd gebruikt voor de afwatering en voor handel vanuit en door Winsum. Ook nu nog draagt het Winsumerdiep bij aan de waterafvoer. Het is daarnaast heerlijk water om op te varen en in goede winters wordt er druk op geschaatst. 

Beide kanten van het tweelingdorp hadden hun eigen winkelgebied. Hier in Obergum bruisten zowel de Westerstraat als de in het verlengde ervan liggende Oosterstraat van de winkeltjes. Daar zijn nu nog maar een paar van over, waaronder een chocolaterie. Aan de raamverdeling van veel panden kun je zien dat het vroeger winkels waren. In 1813 wordt voor het eerst melding gemaakt van een huissynagoge op huisnummer 21, de oudste synagoge van Winsum.

Eigen winkels, eigen kerk: vanzelfsprekend staat in zowel Obergum als Winsum een middeleeuwse kerk. De 13e-eeuwse Sint Nicolaaskerk staat midden op de wierde waaromheen Obergum ontstaan is. Sint Nicolaas is de patroonheilige van onder meer de zeevaart. De scheepvaart was lange tijd van groot belang voor het dorp. Op een gegeven moment waren er zelfs drie scheepswerven. Vlak naast de kerk zit het Kinderboekenhuis. Dit museum heeft een enorme collectie Nederlandstalige kinder- en jeugdboeken. 

Rond de wierde van Obergum loopt een zogenoemde ossengang. Deze weg omsloot vroeger de voet van een wierde en werd gebruikt om met het vee naar het eigen huis te lopen. Bij slechts een handvol wierden is de ossengang nog net als vroeger. De bekendste ossengang is die van het dorp Leermens. Een typisch Gronings gezegde verwijst hiernaar. Als iemand ‘om Leermens is gekomen’ dan heeft hij de zaken van alle kanten bekeken. 

Het wit met gele huis dat nu Dinghkum heet was vroeger een armenhuis. Het werd in 1863 door de gemeente Winsum gebouwd als een ‘gesticht voor hulpbetoon en werkverschaffing’. Bij de bouw werd waarschijnlijk materiaal gebruikt van de afgebroken borg De Brake, die een stuk verderop aan de andere kant van het Winsumerdiep stond. Tegenover het armenhuis is een winkelcentrum gebouwd; de architect heeft voor het ontwerp vast en zeker naar Dinghkum gekeken. 

Deze voormalige synagoge werd in de 19e eeuw gebouwd en had jarenlang een regionale functie, net als de buiten het dorp aangelegde Joodse begraafplaats. De zogenoemde sjoel was traditioneel ingericht, inclusief vrouwengalerij en mikwe, een religieus bad. Het mikwe is een belangrijk reinigingsritueel in het jodendom en betekent letterlijk 'levendig water'. De synagoge werd in 1934 gesloten en dertig jaar later ingrijpend verbouwd. Bij de restauratie in 2011 zijn het oorspronkelijke tongewelf en de vrouwengalerij hersteld en is het mikwe zichtbaar gemaakt onder een glazen plaat in de vloer. 

Overal waar water door bewoond Groningen stroomt, zijn hoogholtjes. Dit zijn vaste voetbruggen die zo hoog zijn dat schepen er met enig gemak onderdoor kunnen varen. De brug is vaak zo steil dat de opgang een trap is of op zijn minst is voorzien van dwarslatten. Ook de Jeneverbrug is zo’n hoogholtje. Het verhaal gaat dat de brug zijn naam dankt aan de cafégangers die de andere kant van het tweelingdorp bezochten om daar flink wat borreltjes te drinken.

De Torenkerk is een vreemde eend in de bijt. De meeste middeleeuwse Groningse kerken staan midden op de wierde, maar de Torenkerk staat tegen de oostkant ervan. Ten tweede vormt de opvallende houten buitentrap met bordes en toegangsdeur nog steeds een raadsel. Misschien was de ruimte achter de deur een toevluchtsoord in tijden van nood of oorlog. Het oudste gedeelte van de kerk stamt uit de 11e eeuw, herkenbaar aan de grijze stenen in de zuidgevel. Het wapen van de stad Groningen op de windvaan en de rozet boven de deur verwijzen naar de periode na 1580 waarin Groningen steeds meer macht kreeg in Winsum.

De twee molens van het dorp staan allebei in Winsum en ook nog behoorlijk dicht bij elkaar. De Vriendschap is een koren- en pelmolen. Met een pelmolen wordt gerst tot gort gepeld door het kaf van de graankorrel te scheiden. Lange tijd was gort in Nederland een veel gegeten maaltijdbasis. De gepelde korrels moesten eerst 12 uur weken en vervolgens een uur worden gekookt. Dat is nog eens wat anders dan de snelkookrijst van nu. Als de wieken draaien, is De Vriendschap van binnen te bezichtigen. 

Het Jacobijnenhuis op de hoek van de Havenstraat en Hoofdstraat Winsum stamt grotendeels uit de 17e eeuw, maar delen ervan zijn veel ouder. Mogelijk maakte het huis deel uit van het Winsumer Dominicanenklooster. Tijdens de restauratie in 2003 zijn er in de zuidmuur stukken van zeven middeleeuwse kloostervensters gevonden.

Ergens moet hier een klooster hebben gestaan. Waar stonden de kerk en de bijgebouwen precies? Hoe groot was het kloosterterrein? Het zijn tot nu toe onbeantwoorde vragen. Feit is wel dat er in 2001 bij de aanleg van nieuwe riolering in de Molenstraat resten en skeletten zijn opgegraven. In 1949 werden hier ook al botten en een stuk muurfundering gevonden. Het Dominicanenklooster in Winsum werd in 1276 gesticht en heeft er tot ongeveer 1581 gestaan. Dat de dominicanen zich juist hier vestigden zegt iets over het stedelijke karakter van Winsum. In 1308 schonk de prefect van Groningen zelfs een huis met grond aan het klooster. Dit was het begin van het Jacobijnerklooster in de stad, een dochterklooster van het klooster in Winsum. 

Korenmolen De Ster is genoemd naar de zevenpuntige ster in het gemeentewapen van Winsum. Hij staat op een van de hoogste punten van de wierde, zodat hij zo veel mogelijk wind kan vangen. Als de wieken draaien, is de molen van binnen te bezichtigen.

In de tijd van de jonkers stond provincie Groningen vol met borgen, statige landhuizen omringd door bomen en vaak zelfs een gracht. In Winsum stonden twee borgen van de familie Ripperda. Links van deze straat kun je nog een deel van de oorspronkelijke borggracht zien van een ervan. De familie Ripperda had veel invloed en wordt vaak genoemd in de geschiedenis van Groningen. Omstreeks 1600 komen beide borgen in handen van de stad Groningen; wederom een manier waarop Groningen invloed kreeg op het reilen en zeilen in Winsum. Veel pracht en praal was er echter niet meer over. Beide borgen waren in slechte staat. De borg die hier stond werd daarom in 1627 gesloopt.

Op het dorpsplein word je omringd door oude architectuur. Zoals het opschrift op de gevel al verraadt, was de huidige bibliotheek vroeger een openbare lagere school. Deze school werd in 1882 gebouwd in eclectische stijl, een bouwstijl waarin verschillende stromingen worden gecombineerd. Herberg De Gouden Karper is een van de oudste panden van Winsum en stamt uit de 17e eeuw. Waarschijnlijk is de naam afgeleid van een middeleeuwse herberg in Winsum: de Carper. De Carper was een gastenverblijf voor het klooster. Op nummer 4 zat vroeger het gemeentehuis. In het torentje van het gebouw in de stijl van de Amsterdamse School hangt een carillon dat regelmatig muzikaal van zich laat horen.

Lange tijd waren Winsum en Obergum met elkaar verbonden door een houten ophaalbrug. In 1808 was het tijd voor een modernere oplossing. 63.000 bakstenen en 110 vaatjes cement later was De Boog een feit. Op 10 mei 1940 werd De Boog opgeblazen in een poging om de Duitsers tegen te houden. Het mocht niet baten: vijf dagen later capituleerde Nederland en de brug werd al kort daarna herbouwd. Een herinneringssteen in de woning aan de brug herdenkt het einde van de oorspronkelijke stenen brug. Vanaf De Boog heb je een prachtig uitzicht over het Winsumerdiep.